Een kleurrijk monument.

De zomer van 1994 was heel mooi en warm. Het was de zomer van mijn eerste baan. Ik ging werken als verkoper in een meubelzaak. Het was een voor die tijd bijzondere winkel, waarin moderne meubels werden gecombineerd met oud design en antiek. Als jongen van 21 maakte ik kennis met Hanneke. Ze werd daar een beetje mijn tweede moeder. Ze wijdde me in in de geheimen van goed design, en leerde me stylen. Ze maakte me enthousiast voor vormgeving, en coachte me in het geven van een goed advies. Daarnaast leerde ze me luisteren naar klassieke muziek. In de zeven jaar die ik in de winkel werkte, kwam ik zo af en toe bij Hanneke en Arend thuis (bijvoorbeeld omdat Arend, die grafisch ontwerper is, de geboortekaartjes van onze eerste drie kinderen maakte). Toen ik in het onderwijs ging werken, hebben we elkaar een tijd niet gezien of gesproken. Ik dacht nog regelmatig aan de inspirerende en gezellige bezoekjes aan Hanneke en Arend. Dat deed me besluiten om weer eens langs te gaan. Het leverde mooie plaatjes op, en een leuke toelichting door Hanneke. Lees, en laat je inspireren door de beelden van een buitengewoon huis.

Ik ben Hanneke, gepensioneerd en woon met Arend in een lief dorp op de Veluwe.
Huis en woonomgeving hebben, naast en na mijn opleiding in de mode op een kunstacademie, altijd mijn warme belangstelling gehad.
Als kind maakte ik naast poppenkleertjes ook al poppenhuizen met tafelkleedjes van een snippertje boerenbont.
Na mijn 40ste ben ik dit werk professioneel gaan doen en die belangstelling is nooit verflauwd.
Ook tuinen zijn mijn grote liefhebberij en tot mijn plezier zijn er nog steeds mensen die mijn hulp bij het inrichten van huis en tuin kunnen gebruiken dus echt gepensioneerd ben ik niet.

‘Het meest standvastige in mijn manier van werken is, dat ik vaak weer iets verander.’

Arend en ik wonen al 42 jaar in ons huidige huis: een 2-onder-1-kappertje uit 1914.
We verhuisden van een flatje in Groningen naar de omgeving van Arnhem vanwege een nieuwe baan en de komst van onze dochter.
We wisten nog niet dat een oud huis veel werk met zich meebracht of beter gezegd: daar zagen we niet tegen op.
Nu, zoveel jaar later weten we dat maar al te goed, maar nu kunnen we dit huis en de straat (nog) niet missen. Arend heeft zelfs een boek over de straat en zijn geschiedenis geschreven.

Het huis was in ’74 in volstrekt originele staat: betengelde wanden en oude gaslicht aansluitingen. Natuurlijk geen badkamer en een kolenhok met inhoud en twee kolenkachels bij de marmeren schoorsteenmantels. Een serre die tochtte en een tuin vol aardappelplanten.


In de eerste 10 jaar hebben we heel veel zelf gedaan. Vooral schilderen was mijn taak. Ik herinner me een pot matgele verf van 10 liter die over het houtwerk van de zitkamer, de serre en het zeer royale trappenhuis werd verdeeld: het ‘grote gebaar’ waar je anno 2017 ook vaak over hoort…  Mensen zeiden tegen me: ‘O, woon je in die gele serre?’


In de loop der jaren kreeg het huis stucmuren, twee en een half keer een nieuwe keuken, drie maal een nieuwe badkamer een bijkeuken, een tuinhuis en niet te vergeten zo’n 20 jaar geleden een bed & breakfastkamer. Toen nog een onbekend fenomeen. Na onze eigen ervaringen in Engeland wisten we goed wat je op zo’n kamer graag vindt. Heel leuk om gasten te ontvangen, maar na een aantal jaren ook fijn om je huis weer voor jezelf te hebben. Die kamer is nu mijn werkkamer met mijn tekenspullen, naaimachine, lappen en staaltjes en in de winter de geraniums waar ik dus achter zit (te werken).

Hoe komt mijn interieur tot stand?
Ik streef vooral naar harmonie: Ik heb kleur en sfeer in mijn hoofd en dat combineer ik met meubels, objecten en stoffen die er al zijn. Soms moet er iets weg. Vaak komt er een element bij, b.v. een stoel die je tweedehands gevonden hebt of een designmeubeltje dat je al zo lang wilde hebben. Dat zijn dan goede redenen om de boel helemaal om te gooien.


Ik houd van allerlei kleuren als ze maar harmonieus en/of geraffineerd gebruikt worden. Een onooglijk roze potje is ineens waardevol, omdat het mooi kleurt bij een oude tentoonstellingsposter.
Blauwen, grijzen en lila komen in mijn eigen palet vaak voor maar vragen soms om dissonanten als gele, groene of rode varianten.


Het meest standvastige in mijn manier van werken is dat ik vaak weer iets verander. Dan is er plotseling sprake van een minimale verschuiving op de schoorsteenmantel: ‘Ja, toch beter…’
Ik houd niet erg van symmetrie. Dat geeft me te weinig mogelijkheden.


Ik houd van oud en nieuw, van zelfgemaakt en design, van antiek en vintage, van Scandinavisch en Hollands, van planten binnen, en bloemen buiten.

‘Ik streef vooral naar harmonie.’

Ik houd van mijn kleine verzamelingen die goed geïntegreerd in ons huis moeten passen: een rijtje ADCO-potten op de kast maar ook een paar die gebruikt worden voor de planten, een kast met Leerdamglas maar ook een rijtje bollenglaasjes op een onverwachte plek.
Miniaturen trekken me aan. Je kunt tenslotte niet alle mooie designstoelen in het echt hebben! Tegelijkertijd probeer ik het huis wat te ontdoen van allerlei leuks dat ik eigenlijk niet meer zo nodig heb.


Mijn ultieme woontip:
Zet een doos in schuur, kelder of onder het bed. Kom je iets tegen waarvan je denkt: ‘’t Was leuk maar ik kan zonder,’ doe het meteen in die doos. Kijk er niet meer in. Als ie vol is, breng ’em naar de kringloopwinkel. Heeft een ander er ook nog wat aan.